Vallen cryptovaluta onder de bezittingen, die in box 3 belast worden? Deze vraag stond centraal in een zaak van gerechtshof Amsterdam. De belanghebbende in deze zaak stelde dat cryptovaluta geen vermogensrechten zijn in de zin van het Burgerlijk Wetboek en daarom niet tot de rendementsgrondslag behoren. Het hof kwam tot een principiële uitspraak over de reikwijdte van het begrip 'vermogensrechten' in box 3. De uitspraak biedt duidelijkheid over de fiscale behandeling van cryptovaluta.

Standpunt van de belanghebbende

De belanghebbende betoogde dat cryptovaluta niet tot haar rendementsgrondslag gerekend mochten worden, omdat dit geen vermogensrechten zijn in de zin van artikel 3:6 BW. Volgens haar is daarvoor vereist dat sprake is van een verplichting (schuld) van een ander jegens haar en daaraan ontbreekt het bij cryptovaluta, aldus de belanghebbende. Zij stelde dat cryptovaluta daarom niet onder één van de vermogenscategorieën van box 3 vallen.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur nam het standpunt in dat de waarde van de cryptovaluta (€ 71.564) terecht tot de rendementsgrondslag is gerekend. De cryptovaluta waren in de aangifte opgenomen onder 'overige bezittingen' en behoorden tot het box 3-vermogen, waarover forfaitair rendement berekend moest worden.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank ging niet specifiek in op de kwalificatie van cryptovaluta, maar handhaafde wel de aanslag, zoals deze was verminderd op basis van de Wet rechtsherstel box 3. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar werkelijke rendement significant afweek van het forfaitaire rendement.

Oordeel van het hof

Het hof oordeelde dat cryptovaluta wel degelijk tot de rendementsgrondslag behoren. Het hof overwoog dat een positie in cryptovaluta een economische waarde vertegenwoordigt, overdraagbaar is en stoffelijk voordeel kan verschaffen. Deze eigenschappen maken dat cryptovaluta onder de bezittingen van box 3 vallen. Het hof concludeerde, dat cryptovaluta onder de 'overige vermogensrechten' vallen, ook al zijn het mogelijk geen vermogensrechten in civielrechtelijke zin. De wetgever heeft het begrip vermogensrechten in de Wet IB 2001 namelijk bewust ruimer gedefinieerd dan in het BW.

Tip

Deze uitspraak maakt duidelijk dat u uw cryptovaluta moet opgeven in box 3. Het is daarbij niet relevant of cryptovaluta civielrechtelijk als vermogensrechten worden gekwalificeerd. Zorg ervoor dat u een goede administratie bijhoudt van uw posities in cryptovaluta, inclusief de waarde op de peildatum. Bovendien moet u de waardeontwikkeling kunnen aantonen als u wilt bewijzen dat uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Twijfelt u over de fiscale aspecten van uw cryptovaluta? Neem dan contact met ons op voor een analyse van uw situatie.

Bron:Gerechtshof Amsterdam| jurisprudentie| ECLINLGHAMS20243254, 23/1238| 04-11-2024